Het karakter van hoogbegaafde kinderen

Bij hoogbegaafdheid wordt vaak als eerste gedacht aan kinderen met een hoog IQ die goed kunnen leren. Maar waar komt het begrip IQ eigenlijk vandaan en waarom lopen hoogbegaafde kinderen in de praktijk toch vaak tegen problemen aan op school? De Vlaamse wetenschapster Tessa Kieboom maakt een onderscheid tussen het cognitieve luik van hoogbegaafde kinderen en hun zijnsluik. Wanneer we door het cognitieve luik kijken, zien we vooral de bijzondere capaciteiten van hoogbegaafde kinderen. Wanneer we door het zijnsluik kijken vragen we ons af hoe hoogbegaafde kinderen de wereld ervaren. Kieboom stelt dat deze kinderen vier persoonskenmerken hebben die onderscheiden zijn van hun cognitieve vermogens: perfectionisme, een grote gevoeligheid, een sterk rechtvaardigheidsgevoel en een kritische instelling.

In dit essay over het karakter van hoogbegaafde kinderen schets ik eerst de geschiedenis van het onderzoek naar hoogbegaafdheid en het ontstaan van het intelligentiequotiënt. Vervolgens bespreek ik het triadisch model van Joseph Renzulli. In dit model worden naast bovengemiddeld vermogen ook taaktoewijding en creativiteit genoemd als noodzakelijke voorwaarden voor het tot uiting komen van hoogbegaafd gedrag. Ten slotte kijk ik naar de de manier waarop het zijnsluik van Tessa Kieboom op dit model voortbouwt.

Lees het volledige essay hier.

Sebastiaan den Uijl

De draad van Ariadne

In dit eindonderzoek voor de opleiding Zelfstandig Talentbegeleider (Novilo) beschrijf ik mijn begeleiding van een begaafde leerlinge met dyslexie naar het eindexamen Latijn. Ik zal haar in dit verslag Hanna noemen. De begeleiding begon in de vierde klas van het gymnasium en duurde drie jaar.

Het onderzoek bestaat uit vier paragrafen. In de eerste paragraaf geef ik een samenvatting van de begeleiding van Hanna in de vierde en de vijfde klas van het gymnasium. Vervolgens schets ik de huidige stand van het onderzoek naar dyslexie. In de derde paragraaf ga ik dieper in op het leren van moderne vreemde talen met dyslexie. In de laatste paragraaf bespreek ik de interventies die ik heb uitgevoerd om Hanna te helpen bij de voorbereiding op haar examen Latijn.

Lees het volledige eindonderzoek hier.

Sebastiaan den Uijl

Een mens worden

De Poolse psychiater Kazimierz Dabrowski (1902-1980) heeft in de jaren ’60 van de vorige eeuw een theorie opgesteld over de ontwikkeling van de menselijke persoonlijkheid. In zijn theorie van positieve desintegratie (TPS) stelt hij dat persoonlijke groei niet kan plaatsvinden zonder periodes van psychische onrust, innerlijke conflicten en onvermogen om zich aan te passen aan de sociale omgeving. Volgens Dabrowski zijn deze stormachtige periodes in iemands leven niet pathologisch, maar wijzen ze op de desintegratie van lagere waarden en doelstellingen. Dabrowski noemt dit proces van desintegratie positief vanwege het uiteindelijke doel van persoonlijke ontwikkeling. Dat is namelijk de vorming van een authentieke persoonlijkheid, die leeft overeenkomstig een hiërarchie van autonoom vastgestelde waarden.

In zijn theorie onderzoekt Dabrowski de verschillende stadia van persoonlijke groei. In het kort kunnen we zeggen dat de persoonlijkheid zich via het proces van positieve desintegratie ontwikkelt van een eerste stadium van primaire integratie naar een laatste stadium van secundaire integratie. De primair geïntegreerde persoonlijkheid kenmerkt zich door weinig zelfbewustzijn, gerichtheid op zichzelf (egocentrisme) en impulsief handelen. De persoon conformeert zich aan de waarden die in zijn of haar sociale groep gelden. De secundair geïntegreerde persoonlijkheid kenmerkt zich door het doorleefde bewustzijn van het eigen ideaal, een intens emotioneel leven, het open staan voor nieuwe ervaringen en een hoge mate van zelfinzicht. Persoonlijke groei wordt gekenmerkt door een steeds sterker innerlijk besef van deze ‘lagere’ en ‘hogere’ waarden (multilevelness). Doordat verschillende waarden in het innerlijk van de persoon om de voorrang strijden, ontstaan de psychische onrust en onaangepastheid aan de omgeving, die volgens Dabrowski noodzakelijk zijn voor persoonlijke groei.

Lees het volledige essay over de theorie van Dabrowski hier.

Sebastiaan den Uijl

Wat beteken ik als professional voor het onderwijs?

Deze presentatie werd gehouden tijdens het eindgesprek voor de master Educational Needs aan de Hogeschool Utrecht op 22 augustus 2023.

Dat weet ik niet, daar moet ik even over nadenken. Nu denken jullie allemaal: als dat maar goed gaat! Maar eigenlijk laat ik een waarde zien uit mijn filosofische praktijk: weten dat je iets niet weet is geen teken van zwakte, maar juist van kracht. We bevinden ons dan in de toestand die antieke Griekse filosofen de aporie noemden. Aporie betekent geen uitweg weten, geen antwoord of oplossing hebben. Als leraren en begeleiders hebben we dagelijks met aporieën te maken – vooral in complexe onderwijssituaties.

Laten we dan niet doen alsof we het wél weten. De juiste omgang met een aporie – de juiste omgang met onwetendheid – is het het stellen van vragen. Door een vraag te stellen, kunnen we namelijk meer te weten komen over de situatie waarin we ons bevinden. Als de aporie de grens van onze kennis is, dan is het stellen van een een vraag het overschrijden van die grens richting een wereld die altijd groter is dan we denken. We vragens ons dan bijvoorbeeld af waarom dat kind zich zo opvallend gedraagt, of waarom de omgang met die collega zo moeizaam verloopt.

Het stellen van vragen is niet eenvoudig. Allereerst moeten we ons ervan bewust zijn dat wie iets echt niet weten (de aporie). Vervolgens moeten we er ook naar verlangen om het wél te weten te komen. Dit verlangen om te weten is de drijvende kracht achter de filosofie of wijsbegeerte: de begeerte, het verlangen om wijzer te worden. Hoe dan? Door vragen te stellen. Ten slotte is er moed nodig om daadwerkelijk op onderzoek uit te gaan. Moed om het gesprek aan te gaan met dat kind of met die collega, een gesprek waarin we echte en daarom vaak ongemakkelijke vragen stellen.

Het filosofisch gesprek is een dialoog tussen mensen die ernaar verlangen om te weten. In zo’n gesprek kunnen ook andere, heel menselijke verlangens tot uiting komen, bijvoorbeeld snel een oplossing willen aandragen, of dat je collega je aardig vindt. Maar in een filosofisch gesprek maken we deze andere verlangens ondergeschikt aan het verlangen om te weten. Filosoferen betekent daarom een oefening in discipline, maar ook in logisch nadenken en in het vinden van de juiste toon in het gesprek. Filosoferen lijkt daarom wel op het maken van muziek met elkaar, een vergelijking die we al bij Plato vinden.

Ik zie het filosofisch gesprek als het meest waardevolle dat ik als professional aan het onderwijs te bieden heb. Vanuit mijn praktijk begeleid ik jongeren met bijzondere leerbehoeften in het middelbaar onderwijs en voer ik gesprekken met de leerling zelf, met de ouders en met collega’s. Ik zie het als mijn roeping om deze getalenteerde, maar vaak ook kwetsbare jongeren een stukje op hun levensweg te begeleiden en hen te leren dat ze door vragen te stellen zichzelf en de wereld beter kunnen leren kennen. Maar ook om in gesprekken met collega’s het niet-weten open te houden, om te blijven vragen, juist in situaties waarin we geneigd zijn om beheersing te zoeken in regels en protocollen.

Filosofen zijn opvoeders – zegt Plato. De filosoof heeft een pedagogische taak in de gesprekken die hij voert: hij wil zijn gesprekspartner opvoeden tot een vragende levenshouding. Het doel van deze levenshouding is eigenlijk eenvoudig, namelijk dat we door betere, doordachtere beslissingen te nemen gelukkiger mensen zullen worden. De moderne stroming van de praktische filosofie sluit daarin aan bij de antieke opvatting van de filosofie als een manier van leven.


Literatuur

 

Bakker, C., & Wassink, H. (2015). Leraren en het goede leren: Normatieve professionalisering van het onderwijs. Lectoraat Normatieve Professionalisering. Hogeschool Utrecht.

 

IJsseling, H. (2020). Bezield en bezielend onderwijs: Pedagogiek van onderbreking en verbinding. Lectoraat Professionaliseren met hart en ziel. Thomas More Hogeschool.

 

Van der Gaag, H. (2015). Wie het niet weet, mag het zeggen: in de spreekkamer van de filosofische praktijk. ISVW.