De spijbelaar

 

Het is een jongen in een groene jas,

met asblond haar en blauwe ogen.

Ik zie hem soms op straat als hij gebogen

kringen met een tak maakt in een plas.

 

Als ik voorbijloop kijkt hij schichtig op,

en in zijn blik lees ik dan even

verhalen van een avontuurlijk leven

op zee, piraten en een schedelkop.

 

Is het mijn plicht te vragen hoe hij heet?

Alsof hij niet aan houding en aan bril

mij één van hen, een leraar weet.

 

En iets in mij kan niet verraden zien

een kind dat zich nog weren wil.

De bel gaat over een minuut of tien.