Wilhelm Schmid werd in 1953 in Zuid-Duitsland geboren als zoon van een landbouwer. Hij studeerde filosofie en geschiedenis aan de universiteit van Berlijn en aan de Sorbonne in Parijs. Later zou hij promoveren op een proefschrift over Michel Foucault, één van de invloedrijkste Franse filosofen uit de twintigste eeuw. Wilhelm Schmid heeft jaren lang aan verschillende universiteiten en hogescholen in Duitsland lesgegeven, maar is bij het grote publiek vooral bekend vanwege zijn boeken over levenskunst. Hij is een veelgelezen auteur: zijn werken met korte titels als Geluk (2007) en Gelatenheid (2014) zijn te vinden op de bestsellerlijsten in Duitsland. Schmid heeft aan verschillende Duitse universiteiten en hogescholen gedoceerd en was verder regelmatig werkzaam in een ziekenhuis bij Zürich in Zwitserland, waar hij filosofische gesprekken met patiënten voerde.
Levenskunst in de filosofie gaat over bewust en zelfstandig leven, over aandacht voor de keuzes die je maakt, over je geestelijke gezondheid. Het ideaal van de levenskunst komt uit de Griekse oudheid, waarin filosofen als Socrates, Aristoteles en Epicurus het menselijk bestaan tot een hoofdthema van de filosofie maakten. Zij vroegen zich af hoe een mens niet alleen zou kunnen leven, maar ook goed leven. Hoe kunnen we op een goede manier omgaan met allerlei levenservaringen, zowel positieve als liefde en vriendschap, maar ook negatieve als teleurstelling en verlies? Voor de antieke filosofen was het doel van de levenskunst het geluk. In het algemeen waren zij van mening dat mensen gelukkig konden worden door met behulp van de filosofie deugden als wijsheid, moed en matigheid te ontwikkelen.
Wilhelm Schmid stelt als modern filosoof vragen die bij de moderne tijd horen. Het kenmerk van de moderne tijd is volgens hem het ontbreken van een echte levenskunst. Hoewel filosofen in de oudheid de filosofie in de eerste plaats opvatten als een manier van leven, is de moderne filosofie vooral een academische aangelegenheid geworden. Er is met andere woorden wel aandacht voor de theoretische bestudering van de filosofie en haar geschiedenis, maar veel minder voor het in de praktijk brengen van filosofische opvattingen in het eigen leven. Volgens Schmid moet de moderne filosofie dan ook de levenskunst opnieuw ontdekken. De gedachte aan de filosofie als levenskunst komt sinds de jaren ’80 op en is vooral verbonden met de namen Pierre Hadot en Michel Foucault. De classicus en filosoof Hadot schreef bijvoorbeeld in Filosofie als een manier van leven (1995) over de manier waarop filosofie door de verschillende antieke scholen in de praktijk werd gebracht.
Levenskunst betekent volgens Schmid de reflectie op het eigen leven. Deze reflectie is nodig omdat de moderne mens niet langer een vanzelfsprekend kader heeft dat betekenis geeft aan het leven. De antwoorden van de grote religieuze tradities zijn voor veel mensen niet langer aanvaardbaar, evenmin als het leven in een gemeenschap met duidelijke normen en waarden. De moderne mens is een individu dat zelf betekenis aan het leven moet geven. Om deze reden is een voortdurende zelfreflectie nodig en het stellen van vragen als: in welke levenssituatie bevind ik mij en hoe ben ik daarin terechtgekomen? Wat heb ik gedaan en hoe moet ik nu verder? Wanneer heeft mijn leven betekenis?
Om deze reflectie mogelijk te maken is het nodig dat we geregeld afstand nemen van ons alledaagse leven. Een van de manieren waarop we dat kunnen doen is het lezen van de antieke filosofen. Wanneer we bijvoorbeeld het Handboekje van de stoïcijnse filosoof Epictetus uit de eerste eeuw lezen, komen we daarin allerlei raad tegen die ook in onze tijd direct toepasbaar is, bijvoorbeeld dat het kenmerkend is voor een filosofische houding om alle profijt en ongemak alleen van jezelf te verwachten en niet van de buitenwereld. Maar we vinden ook raad die ons vreemd aandoet, zoals dat je niet van je stuk moet raken als een raaf onheilspellend krast. De omgang met filosofische werken uit de oudheid lijkt daarom wel op een reis naar een ver land. Wanneer we vervolgens terugkeren naar het heden, merken we dat we nieuwe ervaringen hebben opgedaan en daardoor met een andere blik naar ons eigen leven kunnen kijken. Levenskunst betekent voor Schmidt niet het volgen van een bepaalde school of stroming uit de antieke filosofie. De oudheid kan immers geen antwoord geven op de problemen van de moderne tijd. Maar de werken van de antieke filosofen kunnen ons wel helpen om afstand te scheppen tot het dagelijks leven en zo nieuwe mogelijkheden te vinden om daarop te reflecteren.
Een andere manier om afstand te scheppen tot ons eigen leven is de omgang met kunst. Een goed voorbeeld daarvan is Schmids interpretatie van het werk van de Amerikaanse realistische schilder Edward Hopper (1882 – 1967). Hopper toont in zijn schilderijen de moderne westerse mens zonder opsmuk: de eenzaamheid in de grote steden, de zoektocht naar het goede leven, dat volgens het kapitalisme gelijk zou staan aan materiële welstand, ten slotte de ervaring dat het bereiken daarvan niet tot werkelijk geluk leidt maar ons steeds verder vervreemdt van anderen en van onszelf. Maar ook de onmogelijkheid om tot een ander denken te komen, daar het wetenschappelijke denken als het enige juiste geldt en de antwoorden van de religieuze tradities hebben afgedaan. Midden in de moderne wereld breidt zich een lege ruimte uit. Hopper schildert in deze ruimte figuren die vergeefs wachten op het leven en op het geluk, vergeefs omdat zij niet langer gebonden zijn aan de traditie, maar ook niet in staat om eigen antwoorden te formuleren. Wat overblijft is de enkeling, die met zijn vragen teruggeworpen is op zichzelf. Door deze lege ruimte te schilderen maakt Hopper haar zichtbaar voor ons als toeschouwers. De omgang met zijn werken schept zo een afstand tot ons eigen leven en biedt de mogelijkheid om te reflecteren op de verborgen gebeurtenis van de moderniteit: de dood van God en het wegvallen van de hoogste waarden in het nihilisme.
In deze lege ruimte nu ziet Schmid de mogelijkheid voor de filosofie als levenskunst, voor het formuleren van levensvragen, voor het stil blijven staan en het bevragen van onszelf en de tijd waarin we leven, ten slotte ook voor de arbeid aan onszelf en het uitwerken van een eigen antwoord op de betekenis van ons leven.